How to learn a language? Een Europees project over het ontwikkelen van taalleerstrategieën met LESLLA-cursisten

Stel: je volgt een taalcursus, bijvoorbeeld om voor je werk in het buitenland een bepaald niveau te halen in die betreffende taal. Wat komt daar allemaal bij kijken? Een aantal voor de hand liggende zaken zijn woorden leren, teksten lezen, de klanken van de taal leren, maar ook spreken met medecursisten en moedertaalsprekers. Bij al deze activiteiten kun je strategieën inzetten om de nieuwe taal zo goed mogelijk te leren. Denk hierbij aan het regelmatig herhalen van woorden, het efficiënt lezen van teksten, of het bekijken en beluisteren van materiaal dat je zelf erg leuk vindt. Maar wat als je nooit geleerd hebt om zulke strategieën toe te passen? Dit is het geval voor LESLLA-cursisten (Literacy Education and Second Language Learning for Adults) die om uiteenlopende redenen weinig of geen onderwijs hebben gehad in hun land van herkomst en hierdoor laaggeletterd zijn in hun eerste taal. In dit interview spreken we met Kaatje Dalderop, promovenda aan de Universiteit van Amsterdam, over het Europese project How to learn a language?

Hoe praat je met LESLLA-cursisten over taalleren?

Het project werd uitgevoerd in klassen met beginnende taalleerders, wat betekent dat het bespreken van taalstrategieën met de leerders een uitdaging was. De docenten spraken de talen van de cursisten niet, en de cursisten spraken de doeltaal nog niet goed. Kaatje vertelt hoe zij deze uitdaging heeft benaderd met behulp van Vygotsky’s leerpsychologie. “Vygotsky heeft betoogd dat mensen in een sociale setting leren, onder andere door bemiddeling van andere mensen, docenten, klasgenoten, maar ook leertools, en dat je leert door activiteiten uit te voeren. We lieten mensen samenwerken aan leertaken waarvan ze de inhoud meestal zelf konden kiezen. We maakten ze vertrouwd met digitale en papieren hulpmiddelen om het leren te ondersteunen. En we zagen dat de cursisten op die manier hun strategisch repertoire uitbreidden. Dat ontkracht dan toch een beetje het idee dat het gesprek over strategieën cruciaal is. Van belang voor LESLLA-cursisten is dat je dat je hen uitnodigt om activiteiten uit te voeren die hen in staat stellen beter te worden in leren. Cruciaal was dat ze zeggenschap hadden over de taken die ze deden en de inhoud ervan. We lieten ze in groepjes samenwerken en samen nadenken over hun aanpak. Vervolgens werden zij ook beter in leren, en daarvoor was een groepsgesprek in het Nederlands niet nodig. Dat vond ik een heel bevrijdende observatie.”

De opbouw van het project

Hoe heeft het projectteam het aangepakt om LESLLA-cursisten al doende kennis te laten maken met leerstrategieën? Binnen de looptijd van het project voerden zij in de vier landen gedurende vijf blokken van elk acht weken interventies uit. In elk blok implementeerden ze een ‘strategie’. Dat waren echte strategieën, zoals geheugenstrategieën en leesstrategieën, maar ook thema’s, zoals Taal is overal, Kunst in de klas en Levensverhaal vertellen. Nadat een strategie in één land was uitgeprobeerd, werd het geëvalueerd en eventueel verbeterd, waarna het in één van de andere landen werd getest. Op deze manier zijn gedurende het project in totaal negen verschillende interventies geïmplementeerd.

Het doel van het thema Taal is overal was om de muur die er vaak is tussen wat er in en buiten de klas met taal gebeurt af te breken. “We hebben cursisten uitgenodigd om in het dagelijks leven om zich heen te kijken naar wat voor taal ze tegenkwamen, bijvoorbeeld de post die ze kregen, of een stukje tekst waarvan ze een foto maakten. Dit namen ze dan mee naar de les, en vervolgens konden we hier andere strategieën aan verbinden, zoals een scannende leesstrategie: is de post belangrijk of niet? Hoe weet je dat?” Andere thema’s werden ingezet om een uitnodigende context te creëren en om mensen zich prettig te laten voelen in de klas. Daarvoor gebruikten de projectpartners de thema’s Kunst in de klas en Levensverhaal vertellen. Met het thema Kunst in de klas maakten cursisten tekeningen en schilderijen van bekende verhalen en praatten daarover in het Nederlands. Het thema levensverhaal vertellen stelde mensen in staat om datgene waar zij het meeste van weten, hun eigen leven, te kunnen vertellen en opschrijven. Ook deze thema’s leidde tot de inzet van specifiekere taalleerstrategieën.

Autonomie door het gebruik van Google Lens

Naast taalleerstrategieën leerden cursisten ook taalgebruiksstrategieën. Ze maakten kennis met digitale hulpmiddelen zoals Google Lens. Deze applicatie maakt het mogelijk om tekst te fotograferen en deze om te zetten naar spraak of te vertalen. De vertaling kan vervolgens ook worden voorgelezen. Dit was een enorme eyeopener voor hen. “Deze tool gaf cursisten zelfstandig toegang tot informatie die ze anders niet konden begrijpen, zeker ook vanwege de voorleesfunctie in de eigen taal die de tool bood,” schetst Kaatje. “Hiermee werd hun autonomie substantieel vergroot, want ze hoefden bijvoorbeeld niet meer met de brief van de dokter naar hun kinderen te gaan. In zo’n brief kunnen bijvoorbeeld dingen staan die je helemaal niet wil delen met anderen, en nu was er de mogelijkheid om zelfstandig toegang te krijgen tot die informatie. Juist dit soort functionele strategieën zijn van enorm belang om goed met taal in het dagelijks leven om te kunnen gaan.”

Je eigen doel bepalen

De projectpartners hebben ook op een andere manier aan autonomie gewerkt, namelijk door het bepalen van je eigen leerdoel. Dit thema werd als eerste uitgevoerd door de projectpartner in Griekenland, de Second Chance School op Lesbos. Dit instituut verzorgde in eerste instantie onderwijs voor mensen die op latere leeftijd een middelbareschooldiploma wilden halen, maar op het eiland verblijven ook veel vluchtelingen. De Second Chance School besloot deel te nemen aan het Erasmusproject en dat betekende dat ze voor het eerst onderwijs aan LESLLA-cursisten gingen bieden. Ze kozen voor de strategie leerdoelen stellen en ontdekten dat het belangrijk was dat cursisten zagen dat ze aan het einde van de les verder waren dan aan het begin van de les. Dat betekende dat cursisten aan het begin aangaven wat ze wilden leren, dat de docent er vervolgens razendsnel materiaal bij zocht en dat de cursisten aan het einde van de les het doel bereikt hadden. De leerdoelen waren heel concreet, bijvoorbeeld: hoe kom ik met de bus naar de andere kan van het eiland? Aan het einde van de les wisten de cursisten hoe ze dit moesten doen en hadden ze hiermee hun zelfstandigheid vergroot.

Een nieuw licht op onderzoek naar leerstrategieën

Voor haar promotieonderzoek analyseert Kaatje de data die dit project heeft opgebracht vanuit een sociaal-cultureel perspectief. “Dat perspectief wordt heel weinig gebruikt in leerstrategie-onderzoek, maar het is voor het kijken naar LESLLA-cursisten een vruchtbare invalshoek. De meest gangbare strategiedefinities gaan namelijk uit van zelfregulatie: een strategie is pas een strategie als een leerder de strategie kiest, gebruikt, toepast en evalueert. Volgens die definitie zijn de strategieën die wij de cursisten in het project hebben aangereikt dus eigenlijk géén strategieën. Maar wij zagen hoe cursisten hun strategieën ontwikkelden als je daarvoor de juiste context bood. Daarbinnen zijn samenwerken, zeggenschap over de inhoud van de lessen, en het gebruik van digitale en structurerende leermiddelen belangrijk. Ik hoop dan ook met mijn onderzoek de waarde aan te tonen van het ontwikkelen van strategieën met hulp van docenten, medecursisten en leertools.”

Wil je meer weten over het project How to learn a language? Bezoek dan de website. Je vindt hier onder andere inspiratiekaarten voor docenten, video’s voor cursisten om leerstrategieën te introduceren in acht verschillende talen en diverse blogs over het project.